Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Comptabiliteitswet 2001

 

Artikel 1
1
Tot de Rijksbegroting behoren:
a
de begrotingen van de onderscheiden ministeries, hierna te noemen: de departementale begrotingen;
b
de begrotingen van nationale schuld, van wonen, wijken en integratie en van jeugd en gezin;
c
de begroting van koninkrijksrelaties, tenzij de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die samenhangen met koninkrijksrelaties worden opgenomen in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
d
de begroting van het koninklijk huis;
e
de begroting van het Kabinet van de Koning;
f
de begroting van de Staten-Generaal;
g
de begroting van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba;
h
de begroting van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
i
de begrotingen van de onderscheiden begrotingsfondsen, bedoeld in artikel 9.
2
Begrotingen bestaan uit een begrotingsstaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarin zijn opgenomen de begrotingsartikelen, en een bij die staat behorende toelichting.
3
De begrotingsstaten worden elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
4
In afwijking van het derde lid worden de begrotingsstaten van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.
5
In afwijking van het derde lid kan Onze betrokken Minister besluiten de begrotingsstaat van de departementale begroting en de begrotingsstaat van een begrotingsfonds waarover hij het beheer voert, in één wet te laten vaststellen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •